Ernstige dementie

De mate van hulpbehoevendheid hangt niet zozeer af van de cognitieve achteruitgang maar van andere problemen als incontinentie en gedragsproblemen zoals agressiviteit, nachtelijke onrust en zwerfneigingen. In de late fase van dementie zijn de geheugenstoornissen dikwijls zo uitgesproken dat de patiënt zelfs zijn (haar) naasten niet meer herkent. Ook de oriëntatie in tijd en plaats zijn gestoord, zodat de patiënt zich zelfs thuis voortdurend verdwaald kan voelen. Taaluitingen zijn nu meestal beperkt: soms praat een patiënt met ernstige dementie helemaal niet meer. Ook het begrip van gesproken taal is doorgaans vrijwel afwezig. Er zijn dikwijls problemen bij het aankleden en het niet meer kunnen eten met mes en vork (‘apraxie’). Uiteindelijk treedt een toestand op waarin de patiënt bedlegerig is en nauwelijks nog besef heeft van de omgeving.