Complexe functies
Hersenveranderingen die cognitie beïnvloeden
Gepaard aan de veranderingen in de cognitieve functies zijn er in de loop van het leven ook structurele en functionele veranderingen in de hersenen waar te nemen.
‘Hersenkrimp’
Het volume van de hersenen neemt geleidelijk af, vooral in de buitenste laag van de hersenen, de hersenschors, waar zich de cellichamen van de zenuwcellen bevinden. Gebieden die in onze ontwikkeling het laatst aangelegd zijn (opnieuw: de prefrontale gebieden) hebben hier het meeste last van.
In de verbindingsvezels tussen de schorsgebieden treedt door onder meer door vaatschade verandering op in de ‘witte stof’. Dit heeft een invloed op de kwaliteit en de snelheid van de prikkeloverdracht, waardoor cognitieve netwerken zich soms reorganiseren om te kunnen compenseren voor de verminderde efficiëntie.
Het aantal receptoren voor de neurotransmitter dopamine, dat sterk betrokken is bij de regulatie van emoties, aandacht en controlefuncties, neemt af.
De cognitieve ontwikkeling in de volwassenheid kenmerkt zich door algemene trends maar ook door een grote mate van individuele variatie, waardoor een persoonlijke ontwikkelingsgang niet makkelijk is te voorspellen. Het positieve nieuws is dat onderzoek steeds duidelijker maakt dat mensen tot op hoge leeftijd hun cognitieve netwerken door training en ervaring kunnen onderhouden en aanpassen aan veranderende omstandigheden (‘hersenplasticiteit’) (Park, 2009). Paul Baltes, een vooraanstaande Duitse onderzoeker op het gebied van cognitieve veroudering en wijsheid, stelt dat ouder worden aanpassen betekent. Een succesvolle aanpassing kenmerkt zich door het selecteren van functiegebieden waarin men kan investeren, waardoor men zijn of haar individuele ontwikkelingsmogelijkheden vergroot en men kan compenseren voor basisfuncties die geleidelijk aan minder worden. Hiervan zijn mooie voorbeelden de beroemde pianisten Arthur Rubinstein en Vladimir Horowitz, die tot op hoge leeftijd bleven pianospelen en zeer succesvol waren, ondanks hun afgenomen vingervlugheid. Zo beperkte Rubinstein zijn repertoire en selecteerde streng de stukken waarin hij kon excelleren. Zijn college Horowitz was een ster in timing en de emotionele vertolking maar legde minder nadruk op technische perfectie in moeilijke passages. Kortom, aanpassen doen we allemaal, bewust of onbewust; de kunst is om het zó te doen dat we daarmee ‘succesvol’ kunnen verouderen.