Gezondheid Geheugen Samenleving Individu Lichaam

Geheugensystemen

 

Auteur: Rudolf Ponds


 

Waarom vergeten wij?

We vergeten veel. Veel van ons alledaagse vergeten heeft echter niet met het geheugen te maken, maar alles met aandacht. We geven niet altijd de volle aandacht aan wat we zien en horen om ons heen, evenmin aan wat we zelf doen in denken en handelen. Informatie die niet onder onze aandacht komt, komt ook niet in aanmerking voor verdere bewerking voor geheugenopslag. We vatten dat op als een geheugenmisser, terwijl het feitelijk gaat het om een aandachtstekort.
Een deel van de informatie die we in ons geheugen hebben opgeslagengaat na verloop van tijd verloren. Dat is onvermijdelijk en overkomt iedereen. Van de rijke gedetailleerde herinnering aan een vakantie in de weken erna, resteert na een aantal jaren niet veel meer dan wat globale informatie en misschien wat opmerkelijke incidenten. Er zijn twee belangrijke verklaringen voor het verlies van informatie uit ons geheugen, ofwel ‘vergeten’: (1) tijd en (2) interferentie.
 

1. Tijd

De Duitse psycholoog Hermann Ebbinghaus wordt gezien als een van de pioniers van het moderne geheugenonderzoek. Hij was de ontdekker van de zogenaamde vergeetcurve. Hij liet proefpersonen verschillende dingen onthouden, zoals lange lijsten met korte combinaties van letters (bv. XTA) of lijsten met echte woorden. De proefpersonen moesten deze lijsten net zo lang bestuderen totdat men alles kon reproduceren (100% herinnering). Vervolgens mocht men de lijsten niet meer zien en werd aan de proefpersonen op verschillende tijdstippen (van enkele minuten tot dagen na de inprenting) gevraagd zoveel mogelijk van de lijst weer te reproduceren. Het resultaat voor het onthouden van bijvoorbeeld een lijst woorden staat in figuur 2. Hieruit is op te maken dat informatie in ons geheugen eenvoudig verdwijnt als functie van de tijd. De meeste informatie gaat al korte tijd na opslag verloren, daarna verloopt het verlies minder snel. Dit type experiment is eindeloos herhaald met allerlei soorten materiaal. Zinvol of meer emotioneel geladen informatie raakt daarbij minder snel verloren dan zinloos of neutrale informatie. Ook worden verschillen gevonden tussen mensen. Bij de een daalt de vergeetcurve sneller dan bij de ander. Sommige mensen houden visuele informatie beter vast dan verbale en omgekeerd.
 

Interferentie

De tweede verklaring voor het verloren raken van informatie in ons geheugen is interferentie. Opslag van nieuwe informatie in het geheugen ‘verstoort’ de opslag van de oude informatie die al in ons geheugen aanwezig is. Oude informatie wordt ‘overschreven’ door de nieuwe informatie, vooral als deze nieuwe informatie veel overlap of gelijkenis heeft met de oude informatie. Deze vorm van  vergeten werd aangetoond in een variant van het leercurve onderzoek van Ebbinghaus. In figuur 3  staan de vergeetcurves van twee groepen die onder verschillende condities een lange lijst woorden moesten leren. 

 

De eerste groep (rode lijn) leerde één lijst woorden uit het hoofd en reproduceerde deze weer op verschillende tijdstippen. De tweede groep (blauwe lijn) deed hetzelfde met dit verschil dat men na het leren van de eerste woordenlijst nog een tweede woordenlijst moest leren. Vervolgens werd weer gevraagd de eerste lijst te reproduceren. Dit deed men minder goed dan de groep die slechts één lijst woorden had geleerd. Blijkbaar verstoorde het aanleren van een tweede lijst met woorden, de opslag van de eerste woordenlijst (interferentie).  Volgens dit principe wordt het dus steeds lastiger informatie op te slaan en terug te vinden in het geheugen: er is veel overlap en gelijkenis, waardoor het terugvinden van de ene herinnering meer en meer wordt bemoeilijkt.
 

Waarom vergeten ouderen meer?

Met het ouder worden neemt de snelheid af waarmee de hersenen informatie kunnen verwerken. Dit heeft vooral te maken met het verlies van de verbindingen tussen de hersencellen van het brein. Dit betekent dat er minder tijd is in het werkgeheugen om alle binnenkomende informatie te verwerken en te bewerken voor opslag in het langetermijngeheugen. Informatie wordt daarom minder ‘verknoopt’ opgeslagen of minder ‘diep’ verwerkt, en is als gevolg daarvan ook moelijker terug te vinden. Ook het terugzoeken van informatie kost meer tijd en verloopt daardoor moeilijker. Vooral in situaties van grote ‘informatiedrukte’ of tijdnood, zullen ouderen problemen ervaren in het snel opslaan en terugvinden van informatie in en uit het geheugen. Ook hebben ouderen meer aandachtsbeperkingen: men kan minder goed geconcentreerd werken en is sneller afgeleid.  Ook is de aandachtsboog korter: men kan minder lang de aandacht ergens op richten. Geen aandacht betekent ook geen goede geheugenopslag. Ook het snel ordenen of het snel leggen van verbanden in de te onthouden informatie verloopt bij het ouder worden minder efficiënt. Een sombere stemming of spanningen hebben ook een sterke negatief effect op het geheugen van ouderen, veel sterker dan dat bij jongeren het geval is. Soms ontstaat daardoor een beeld dat lijkt op dementie
Hoewel gezonde ouderen een wat zwakker geheugen hebben dan jongeren, wil dat niet zeggen dat men niet meer kan leren. In principe kunnen ouderen alles leren, maar het kost wel meer inspanning en tijd.

Informatie over het ouder wordende geheugen en praktische geheugentips vindt u in Zorgwijzer Geheugen van de Hersenstichting Nederland.