Geheugenfouten en leeftijd
We weten dat met het ouder worden het geheugen kwetsbaarder wordt. Oudere mensen klagen dan ook vaker over alledaagse vergeetachtigheid. In de Maastricht Aging Study werd aan bijna 2000 gezonde personen in de leeftijd van 24 tot 86 jaar gevraagd of men zichzelf vergeetachtig vond (Ponds et al, 1997). In figuur 1 staan de resultaten.
Figuur 1. Vergeetachtigheid en leeftijd.
Op de verticale as staat het percentage vermeld, op de horizontale as vier leeftijdsgroepen.
Ongeveer 40% van allen mensen beoordeelt zichzelf als vergeetachtig. In de groep van 70 jaar en ouder vindt meer dan 50% zichzelf vergeetachtig.Opvallend is dat bijna 30% van de mensen jonger dan 50 zichzelf ook vergeetachtig vindt. Gevraagd naar de oorzaak van de alledaagse vergeetachtigheid noemen mensen jonger dan 50 jaar vooral oorzaken die omkeerbaar zijn, zoals spanningen of somberheid, niet geconcentreerd zijn of onvoldoende interesse. Mensen ouder dan 50 jaar noemen overwegend die ene, niet-omkeerbare oorzaak, namelijk ‘de leeftijd’ oftewel de ‘aftakeling’ van onze hersenen met het ouder worden. En dat is jammer; spanningen, somberheid of concentratiezwakte zijn minstens zo belangrijke oorzaken van vergeten op oudere leeftijd.
De aard van de vergeetachtigheid is niet wezenlijk verschillend tussen jongeren en ouderen. Men vergeet dezelfde dingen, alleen vergeten ouderen wat vaker. De gemeenschappelijke ‘top-5’ voor alle leeftijden is (1) namen vergeten (2) het niet op woorden kunnen komen, (3) spullen kwijt zijn, (4) teksten/gesprekken vergeten en (5) vergeten van voornemens.
De kracht van stereotypie
Ouderen laten zich vaak leiden door de stereotiepe verwachting over de onvermijdelijke ouderdomsvergeetachtigheid: men verwacht vergeetachtig te zijn op de oude dag en gaat zich daar vervolgens naar gedragen. Men spant zich bijvoorbeeld niet meer in om iets te herinneren of doet zich geen moeite meer iets goed in te prenten. Als gevolg hiervan wordt er minder onthouden. De verwachting te gaan vergeten op oude leeftijd wordt verder versterkt.
Hoe krachtig stereotype opvattingen kunnen zijn blijkt uit een zeer opmerkelijk onderzoek van Levy en Langer uit 1994. Zij vergeleken een groep jonge en oudere Amerikanen met een groep jonge en oude Chinezen. De groepen waren goed vergelijkbaar qua leeftijd, opleiding, sekse en werkervaringen. Gevraagd naar opvattingen over de ouderdom, benadrukten de Amerikanen vooral de mentale en fysieke achteruitgang terwijl de Chinezen veel minder nadruk legden op de fysieke achteruitgang en juist de wijsheid van de ouderdom prezen. Het meest interessant waren echter de bevindingen op een cultuur - en taal vrije geheugentaak (onthouden van visuele patronen en gezichten). Zowel de jongere Amerikanen als de jongere Chinezen presteerden zoals verwacht beter dan hun oudere landgenoten. Ook in China is er blijkbaar sprake van een geheugenachteruitgang met het ouder worden. Het meest interessant was echter de bevinding dat oudere Chinezen weer veel beter presteerden op geheugentaken dan de oudere Amerikanen. Een verschil dat door de matching niet verklaard kan worden uit leeftijd, scholing of werkervaring. De onderzoekers stellen dat opvattingen over ouderdom (negatief bij de Amerikanen, positief bij de Chinezen) uiteindelijk door werken in de kwaliteit van het oudere geheugen.
Hoe onthouden wij?
Onthouden gaat in de regel vanzelf, het is een geautomatiseerde functie binnen ons denken. We hoeven er niet actief bij na te denken. Veel van de dingen die we dagelijks meemaken en die boeiend of belangrijk zijn, worden vanzelf onthouden. Doorsnee dagelijkse zaken onthouden we slecht.
Ons geheugenis geen nette chronologie van ons leven. Als u zich het vorige weekend probeert te herinneren, ontvouwt zich dat niet als een film die op zaterdagochtend begint en in de juiste volgorde van gebeurtenissen op zondagavond eindigt. Veel waarschijnlijker zal er sprake zijn van een aantal in tijd lukraak opvolgende fragmentarische herinneringen, waarbij u bovendien ook aan heel veel andere zaken gaat denken die niet tijdens dat weekend zijn voorgevallen.
Ons geheugen is dus geen getrouwe filmische weergave van wat we hebben meegemaakt, maar een enorm netwerk van persoonlijke herinneringen en algemene kennis. Al deze informatie is onderling verknoopt, met een zekere organisatie. Feiten en ervaringen die bij elkaar horen, liggen ook dicht bij elkaar in het netwerk. Onder de noemer ‘boerderij’ zullen varken, koe en kip en andere boerderijdieren staan, maar niet leeuw of giraffe. Die staan waarschijnlijk onder de noemer ‘Afrika’. Beide noemers staan echter weer onder iets als ‘dieren’ of ‘levend’. Bij een aantal van u staat de leeuw juist ook onder de noemer ‘vakantie’ omdat u recent in Afrika op safari bent geweest. Aldus is in ons geheugen, op een voor iedereen unieke wijze, ‘alles met alles’ verknoopt.
Van alles wat we dagelijks zien, horen, lezen of overdenken komtmaar een beperkt deel in het enorme associatieve netwerk dat we het langetermijngeheugen noemen. Het komt daar nadat dit het kortetermijngeheugen of werkgeheugen heeft gepasseerd. In dit werkgeheugen wordt alle binnenkomende informatie enkele seconden tot een minuut vastgehouden, waarbij het wordt beoordeeld op relevantie en verder wordt bewerkt zodat het aanknopingspunten krijgt in ons langetermijngeheugen. Dit verwerkingsproces vraagt aandacht en is beperkt in capaciteit. Als de aandacht verschuift naar nieuwe informatie die binnenkomt, gaat een deel van de oude informatie die nog niet in bewerking isverloren. Hoe sneller onze hersenen informatie kan opvangen en bewerken, hoe meer we kunnen verwerken voor opslag in het langetermijngeheugen.
Goed onthouden heeft echter met meer te maken dan alleen de snelheid van informatieverwerking. Iets wordt ook beter onthouden als we het voldoende aandacht geven. Dat kan zijn door ons er op te concentreren en afleiding uit te schakelen, zoals we dat doen bij studeren. Een andere manier van aandacht geven, is om er herhaaldelijk en voldoende tijd aan te besteden, zoals de studiestof een aantal malen op verschillende tijdstippen door te nemen (gespreide herhaling). Aandacht en tijd zijn daarmee de belangrijkste voorwaarden voor goed onthouden. Een andere belangrijke voorwaarde voor een goede inprenting, is de te onthouden informatie zodanig te bewerken, dat het aansluiting vindt in het associatieve geheugennetwerk. Dit kan door de informatie te ordenen of door verbanden te leggen met informatie die al in uw langetermijngeheugen zit. Een eenvoudig ordeningsvoorbeeld. De serie woorden ‘WORTEL-INKT-HOND-STOEL-BLOEMKOOL-GUM-GIRAFFE-KAST-MUS-PAPIER-BED-ANDIJVIE’ zult u gemakkelijker onthouden als u de ordening ziet en gebruikt – de woorden zijn namelijk te rangschikken in vier categorieën (dieren, groenten, schrijfmateriaal en meubels). Het maken van een koppeling tussen nieuwe informatie naar kennis die u al in uw geheugen hebt, vergroot eveneens de kans op een goede inprenting. In feite wordt daarmee informatie georganiseerd in een betekenisvol en samenhangend geheel. Een andere bijzondere krachtige manier om informatie verder te verrijken voor geheugenopslag is het vormen van visuele beelden bij hetgeen u wilt onthouden.
Hoe meer we ordenen, hoe meer verbanden we leggen, hoe meer we ons de informatie verbeelden, hoe dieper en rijker de informatie wordt ondergebracht in ons associatieve geheugennetwerk (veel ‘verknopingen’)en, bijgevolg, hoe groter de kans dat we het ons blijvend kunnen herinneren.
Lees verder..