De ouderdom is het laatste deel van de levensloop. Die levensloop is niet alleen een individueel proces van opgroeien en ouder worden. Vrijwel elke samenleving deelt een mensenleven op in jeugd, volwassenheid en ouderdom, soms ook nog andere fasen, zoals jong-volwassenheid. Bij elke fase horen eigen regels en kansen, zoals de leerplicht of de verplichte pensionering (Riley). Vooral in de twintigste eeuw zijn die fasen steeds dwingender geworden (Kohli). Regelingen zoals studiefinanciering en AOW hebben het leven voor velen verbeterd. Tegelijk dwingen ze mensen om hun opleiding vroeg in het leven af te ronden en om na hun 65e levensjaar niet meer te werken, ook als ze misschien iets anders willen. Deze standaardisering van de levensloop heeft zich ook afgespeeld bij trouwen en gezinsvorming: steeds meer mensen zijn rond dezelfde leeftijd begonnen aan huwelijken kinderen.
Meer variatie in levensloop
De laatste decennia geeft de groeiende welvaart echter steeds meer keuzevrijheid en veel mensen blijven langer gezond. Sommigen denken daarom dat de standaardlevensloop verdwijnt (Shanahan, Beck). Er is meer variatie gekomen in familierelaties en arbeidsloopbanen, onder meer door toename in echtscheidingen en vervroegde pensionering. Het onderscheid tussen levensfasen wordt minder duidelijk. Ook is er meer diversiteit in de ouderdom. De opkomst van de zogeheten ‘derde leeftijd’ (Laslett) met zijn ‘krasse knarren’ en ‘Zwitserlevengevoel’ heeft de vroege ouderdom een ander gezicht gegeven. En met het ouder worden van etnische minderheden zien we nog meer variatie in de oude dag..
Cohort en generatie
Veranderingen in de levensloop ontstaan door de opeenvolging van cohorten. Steeds worden nieuwe generaties kinderen geboren die volwassen worden, verouderen, en doodgaan. Zoals er elk jaar nieuwe klassen zijn op school, heeft elk volgend cohort (jaargroep) zijn eigen kenmerken en mogelijkheden. Meestal gaan veranderingen geleidelijk, zoals de meeste veranderingen in gezinsvorming. Soms zijn de verschillen uitgesproken en treden grote sociale veranderingen op. Dit is volgens velen het geval bij de naoorlogse geboortegolf, die zich vooral in de jaren zestig en zeventig liet gelden op veel maatschappelijke terreinen. Mensen uit dit cohort manifesteerden zich uitdrukkelijk als een generatie, een leeftijdsgroep met een eigen identiteit ten opzichte van de jongere en oudere cohorten (Mannheim, Becker).
Solidariteit tussen generaties
De opeenvolging van cohorten of generaties is ook de basis van intergenerationele solidariteit (Bengtson, Guillemard). Mensen zijn solidair met anderen die in een levensfase verkeren waar zij zelf in het verleden of de toekomst in zaten of zitten. De grote bereidheid in Nederland om bij te dragen aan de AOW berust mede op het vertrouwen dat komende generaties zullen blijven betalen voor de mensen die dan oud zijn. De collectieve zorg voor de jeugd vindt gedeeltelijk rechtvaardiging in het gegeven dat de volwassenen van nu daar ook van hebben kunnen profiteren. Een belangrijke vraag is, wat er met die solidariteit gebeurt als de levensloop steeds minder valt op te delen in duidelijke fasen.