Gezondheid Geheugen Samenleving Individu Lichaam

De ontwikkeling van gezondheidsproblemen

 

Auteur: Susan Picavet

 

De meeste mensen bereiken inmiddels hoge leeftijden van ruim boven de zeventig levensjaren, maar vroeg of laat gaan we allemaal dood. Hoe het leven tussen geboorte en dood verloopt is voor elk individu verschillend en dat geldt ook voor hoe gezondheid en ziekte daarbij een rol spelen.

Gezondheid staat niet gelijk aan de afwezigheid van ziekte. Veel mensen boven de vijftig hebben diagnosticeerbare medische ziekten of aandoeningen maar kunnen zich vaak nog heel gezond voelen. In toenemende mate is er consensus dat het er bij de gezondheid tijdens de veroudering vooral om gaat om mensen in staat te stellen optimaal te participeren in de samenleving, ook ondanks opeenstapeling van ziekten, gezondheidsproblemen of beperkingen in het functioneren.

Een nieuw conceptueel denkmodel bleek daarom nodig als alternatief voor het klassiek medische denken in termen van ziekten, dat wil zeggen diagnose stellen en behandelen. Diverse conceptuele modellen zijn daartoe de afgelopen decennia ontwikkeld. Veel gebruikte termen hierin zijn: functioneren, beperkingen, kwetsbaarheid en/of kwaliteit van leven. Doorgaans wordt er een onderscheid gemaakt in verschillende dimensies van functioneren: lichamelijk, psychisch, cognitief en sociaal. Een andere overeenkomst is vaak dat het ontstaan of verergeren van de gezondheid als een dynamisch proces wordt gezien waarop vele medische en niet-medische factoren, individu-gebonden kenmerken zoals sociale status, leefgewoonten, en de fysieke en sociale omgeving van invloed kunnen zijn.

 

In aanvulling op de International Classification of Diseases (ICD), waarvan momenteel de 10de versie in gebruik is, heeft de wereldgezondheidsorganistie (Engels: World Health Organisation, WHO) de ontwikkeling van de International Classification of Impairments, Disability and Handicaps (ICIDH) gestimuleerd (WHO 1980), die mede gebaseerd is op het werk van Nagi. Om gezondheidsproblemen in verschillende contexten te beschrijven werd een onderscheid gemaakt tussen stoornissen, beperkingen en handicaps.

In 1994 kwamen Verbrugge en Jette met het "disablement proces", een sociaal-medisch model dat het proces van ziekte (beschadiging, afwijking) naar beperkingen (disability) beschrijft, waarin de term disability gebruikt wordt om de problemen met deelname aan het dagelijks leven en de samenleving mee aan te duiden. Tevens bevat het model expliciet de verschillende individuele en omgevingsfactoren die dit proces kunnen versnellen of vertragen. 

 

In 2001 lanceerde de WHO een nieuw model, de Internationale Classificatie van Functie, Beperking en Gezondheid (ICF), een begrippenkader dat het gedachtengoed van ICIDH en “disablement process” met elkaar probeert te verzoenen. Een eenduidig internationaal begrippenkader kan de onderlinge communicatie en het wetenschappelijk onderzoek immers sterk verbeteren. De ICF beschrijft de ontwikkeling van gezondheidsproblemen vanuit drie perspectieven. Het eerste is de mens als organisme met functies en anatomische eigenschappen die kunnen leiden tot stoornissen. Het tweede perspectief is het menselijk handelen waarbij met beperkingen wordt verwezen naar problemen met het uitvoeren van activiteiten. Het derde perspectief benoemt de participatie aan de samenleving. (hier: figuur)

Vooral beperkingen in de mobiliteit komen veel voor onder ouderen: beperkingen in het lopen, traplopen of het dragen van een boodschappentas komen bijvoorbeeld voor bij ruim 20% van de vrouwen van tussen 65 en 79 jaar (10% bij mannen) en bij ruim 55% van de vrouwen boven de 80 jaar (20% bij de mannen), zie ook Nationaal Kompas Volksgezondheid.

 

Bij onderzoek naar de gezondheid bij de veroudering wordt tegenwoordig ook veel gebruik gemaakt van de term kwetsbaarheid (frailty).