‘Oud en alleen zijn’ is een schrikbeeld van velen wanneer zij aan het ouder worden denken. Inmiddels is duidelijk dat de meerderheid van de ouderenonder de 75 jaar niet eenzaam is; ongeveer 30% is eenzaam, waarbij 10% ernstig eenzaam is, net als op andere leeftijden. Boven de 75 jaar neemt eenzaamheid echter toe, vanwege de combinatie van verlies van leeftijdgenotenen fysieke veranderingenwaardoor het onderhouden van sociale relaties belemmerd kan worden.
Volgens de gangbare definitie is eenzaamheid een onplezierig ervaring van gemis van een bepaalde soort relatie of een bepaalde kwaliteit in relaties. Hoe zwaar eenzaam is, heeft met tijdsbeleving te maken, of dit als tijdelijk ervaren wordt of als een uitzichtloze situatie (van Tilburg & de Jong Gierveld). De symptomen van eenzaamheid zijn o.a. gevoelens van verdriet, leegte, rusteloosheid, en concentratieproblemen. Eenzaamheid kan mensen stimuleren om meer aandacht te besteden aan hun sociale relaties; het kan ook als signaal dienen voor de omgeving dat iemand kwetsbaar is.
Wanneer eenzaamheid langer duurt, kan dit veel negatieve gevolgen hebben en zelfs het proces van fysiek achteruitgang versnellen bij ouderen(Hawkley&Cacioppo).
In Nederland zijn er diverse interventies gericht op het verminderen van eenzaamheid bij ouderen. Meestal is het doel van interventies het bevorderen van sociaal contact; er is weinig aandacht voor het leren omgaan met eenzaamheid of voor individuele verschillen met betrekking tot eenzaamheid.Slechts enkele interventies zijn effectief volgens onderzoek.
Symptomen
Naast de algemene symptomen zijn er specifieke symptomen voor de twee typen eenzaamheid. Bij emotionele eenzaamheid die ontstaat vanwege het gemis aan intimiteit,hoort het verlangen naar een intieme relatie,een gevoel van dreiging, angsten spanning, en overgevoeligheid voor de reacties van anderen. Bij sociale eenzaamheid verlangt men naar gezelschap bij sociale activiteiten en ervaart men verveling, doeloosheid en/of het gevoel buitengesloten te zijn. Mensen die sterk eenzaam zijn ervaren vaak beide typen eenzaamheid en de bijbehorende symptomen.
Gevolgen van eenzaamheid
Langdurige eenzaamheid heeft fysieke en cognitieve gevolgen. Vanaf middelbare leeftijd hebben eenzame mensen hogere bloeddruk; dit kan leiden tot diverse andere hartaandoeningen. Ook is er een grotere kans op obesitas (zwaarlijvigheid)bij eenzamen en roken zij vaker dan mensen die niet eenzaam zijn. Verder zijn er meer slaapstoornissen bij eenzamen; slecht slapen leidt tot gebrek aan energie, lusteloosheid of juist prikkelbaar zijn.
Als mensen de ziekte van Alzheimer krijgen, is de voortgang van deze ziekte sneller bij eenzame mensen. Het risico om te sterven is groter voor eenzame oudere mannen vergeleken met niet-eenzame mannen. Voor vrouwen is dit risico ook groter, maar het verschil is minder groot dan bij mannen.
Verder is aangetoond dat eenzamen mensen minder goed hun aandacht bij een bepaalde taak kunnen houden, minder goed kunnen plannen en activiteiten coördineren. Deze veranderingen in cognitief functioneren,maken het moeilijker voor hen om strategieën te bedenken en uit te voeren om hun eenzaamheid te verminderen (Cacioppo& Patrick, 2008).
Door de fysieke en cognitieve gevolgen van langdurige eenzaamheid, kunnen ouderen in een negatieve spiraal komen. Daarom is er veel animo voor interventies gericht op eenzaamheid bij ouderen.
Interventies
Enkele Nederlandse interventies waarbij vermindering in eenzaamheid is aangetoond zijn de cursus Zin in Vriendschap (voor 55+ vrouwen), het programma ‘Esc@pe, als je wereld kleiner wordt’ (voor chronische zieke ouderen), en ‘Goed Gezelschap in een Groot Huis’ (voor verzorgingshuisbewoners). Na deelname aan de twaalf weken durende cursus Zin in Vriendschap ontwikkelden een meerderheid van de cursisten nieuwe vriendschappen en verbeterden zij ook bestaande vriendschap binnen een half jaar; de combinatie van deze strategieën hing samen met vermindering van eenzaamheid binnen 10-12 maanden. Bij oudere, chronische zieken die een computer, internetverbinding en instructiekregen, verminderde hun eenzaamheid significant binnen een jaar. Dit gold ook voor bewoners van een verzorgingshuis die aan kleinschalige groepsactiviteiten (zoals gespreksgroepen) deelnamen; zij noemden meer medebewoners als belangrijk contacten na deelname aan de gespreksgroepen. Terwijl hun eenzaamheid afnam, nam de eenzaamheid bij bewoners die niet aan de interventie deelnamen toe. Programma’s die “vrienden” ofwel vaste bezoekers aan ouderen aanbieden,hebben nog geen aantoonbare effect op eenzaamheidlaten zien (Fokkema & Van Tilburg, 2007).